Tipat Cantok. (Geblancheerde groenten en geperste rijst met pittige pindasaus)
 

   * 100 gr. kangkung of andijvie,

* 5 rawits,

   * 100 gr. taugé

* 3 teentjes knoflook,

   * 200 gr. kousenband of boontjes,

* 2 eetl. petis udang,

   * 11 sjalotjes,

* 1 theel. trasi bakar,

   * 1 zakje lontong,

* 2 eetl. gesmolten gula djawa,

   * 2 eetl. plantaardige olie,

* sap van 3 limoenen,

   * kroepoek of emping,

* 1 eetl. ketjap manis,

   * 200 gr. gebrande pinda’s,

* zout.


   
Haal de kousenband af en snijd deze in stukjes. Was de taugé en verwijder de groene vliesjes en

   bruine staartjes. Maak de kangkung schoon. Pel de sjalotjes en snijd ze fijn. Was de rawits en hak

   ze fijn. Pel de knoflook en hak deze ook fijn.

 

   Breng in een pan ruim water aan de kook en kook hierin het zakje lontong tot deze gaar en stevig is.

   Haal het zakje uit het water en laat het afkoelen. Blancheer in dezelfde pan water achtereenvolgens

   de kousenband en de kangkung afzonderlijk 4 en de taugé 3 minuten, giet ze af, dompel ze kort in

   koud water en laat ze uitlekken. Verhit de olie in een wok en bak hierin de sjalotjes goudbruin en

   knapperig; laat ze op keukenpapier uitlekken.

 

   Wrijf voor de pindasaus de pinda’s met de petis en de trasi in een vijzel fijn. Voeg de rawits en de

   knoflook toe en wrijf alles fijn. Voeg de gula djawz, het limoensap en zout naar smaak toe en zoveel

   water dat het ene dikke saus is. Vermeng de saus in een vijzel met de groenten en de in blokjes

   gesneden lontong. Sprenkel er vlak voor het serveren de ketjap manis overheen en bestrooi het

   gerecht met de gebakken sjalotjes. Geef de kroepoek erbij.